Ingezonden door Ties de Bresser, oud-leerling
Vooraf
Af en toe ontvangen wij ook verhalen van oud-leerlingen met minder
positieve herinneringen aan hun schooltijd op het Sint-Janslyceum. Wij
vinden dat wij daar ook open voor moeten staan. Onderstaande bijdrage van
Ties is zo’n verhaal. Oprecht en actueel. Er is bij ons ook geen enkele
twijfel om zijn bijzondere ervaring aan jullie voor te leggen.
Mijn oude naam vermeld ik niet. Dat is een dode naam. Een naam die voor mij verbonden zit aan intense pijn, verdriet en eenzaamheid, opgedaan gedurende het grootste deel van mijn leven. Ik ben Ties de Bresser en ik heb op het Sint-Janslyceum gezeten in de periode 1977 tot en met 1984. Ik heb een transachtergrond. Als jongen geboren in het lichaam van een meisje heb ik mij 49 jaar proberen aan te passen aan de normen en waarden behorende tot het hokje dat mij bij mijn geboorte was toebedeeld.

De taboes, vanuit religie en cultuur, waren zo groot dat ik lang niet onder ogen durfde zien van wat er met mij aan de hand was. Uiteindelijk kon ik niet meer verder en heb ik al mijn moed bij elkaar geraapt om in transitie te gaan, om te worden wie ik ben, de jongen, Ties.
Toen ik naar de middelbare school ging, had ik al een hele geschiedenis achter de rug van emotionele verwaarlozing op het thuisfront omdat ze mij niet begrepen en omdat beide ouders een onverwerkte rugzak aan trauma’s op hun schouders droegen. Daarnaast ben ik vanaf mijn zevende gepest op de basisschool, buitengesloten, uitgescholden, in elkaar geslagen en uiteindelijk op mijn elfde aangerand door een klasgenoot om te bewijzen dat ik geen jongetje was. Intens gepest omdat ik niet paste in het hokje “meisje”. Al vroeg in mijn jeugd een bestaansverbod om te zijn wie ik van binnen was. Opgegroeid in een dubbelleven waarin mijn echte ik geen leven had.
Zo kwam ik terecht op het Sint-Janslyceum, gesloten, niet in staat om mij te verhouden tot en mij te verbinden met mijn klasgenoten, met de wereld om mij heen. Al snel werd ik weer de dupe van pesterijen, niet zo intens als op de basisschool, maar toch…weer de boodschap: “Jij hoort er niet bij”. Ik hoor nog de kreet door de lange gang van iemand uit de bovenbouw: “Hé Brescooooo, MANWIJF!!!”.
In de zomervakantie voor aanvang van de tweede klas, kreeg ik te horen dat ons familiebedrijf, dat ik over wilde nemen, stopgezet moest worden vanwege de crisis. Daarnaast werd mijn hond, die ernstig ziek was, weggebracht naar de dierenarts om te laten inslapen. Ik mocht geen afscheid van hem nemen, ik werd niet getroost. Echter de grootste klapper was dat ik wederom aangerand werd, ditmaal op het grasveld achter het Sint-Janslyceum. Klemgereden door een brommerrijder die mij begon te betasten. Ook bij deze aanranding geen hulp of begeleiding, geen troost, alleen de boodschap: “Jij doet er niet toe”.
Sinds die zomer verpieterde ik steeds meer, werd depressief, wilde er niet meer zijn, met als gevolg dat ik in de derde bleef zitten. Steeds vaker kreeg ik te maken met kaakholteontstekingen als reactie op de interne en externe stress. Want juist in deze periode werd ik steeds meer geconfronteerd met het feit dat mijn lichaam niet van mij was. De stress op de lichamelijke ontwikkelingen behorende bij de puberteit, de enorme schaamte over de “verminkingen”. Ik was niet in staat mij met mijn lichaam te verbinden, niet in staat om geborgenheid en veiligheid erin te ervaren. Nog weet ik dat ik mij jaloers voelde bij het rolstoelbasketbal georganiseerd door Jan Dekker, conrector en docent scheikunde. Jaloers op de mensen in de rolstoel. Bij hen was tenminste zichtbaar dat ze gehandicapt waren. Ik voelde mijzelf ook gehandicapt, ik kon niet aanhaken in de maatschappij, de samenleving was niet toegesneden op dat wat ik nodig had. Er zat een gat tussen mijn lichaam en mijzelf van minimaal 15 centimeter en er was geen mogelijkheid om erover te praten. Niemand was bekend met genderdysforie en dat wat bekend was, daar werd op gespuugd, dat werd vertrapt en uitgewist. De intense angst dat ik werd uitgemaakt voor raar, voor ziek in de kop, voor abnormaal.
Een van de dingen die ik mij nog goed herinner is het zestig jarig bestaan van de school. Een week vol festiviteiten. Dit werd afgesloten met een groot feest waarbij ieder in kledij moest komen van toen. Jongens in de jongenskledij, meisjes in de kledij van meisjes. Nog voel ik de intense schaamte, de angsten en de paniek omdat ik in een jurk naar school moest, ik die al vanaf mijn zesde geen jurk of rok meer aan wilde. Welke jongen op school had zich hier wel goed bij gevoeld?

Op mijn 17de stond ik hartje winter aan de rand van de Zuiderplas. Ik wilde dood en dacht eraan naar het midden te zwemmen tot ik zodanig onderkoeld zou zijn dat ik naar de bodem zou zinken… Uiteindelijk niet gedaan, ik ben een overlever. Ik heb de keus gemaakt om met Jan Dekker te gaan praten, mijn conrector. Ik was niet in staat iets te vertellen over mijn gevoel een jongen te zijn in een meisjeslichaam, ik had er geen woorden voor.
Daarnaast had ik te vaak en te veel met agressie te maken gehad. Doodsbang om uitgelachen te worden, bespot. Maar ik heb voldoende kunnen vertellen over het pesten en de situatie thuis, zodat hij zich heeft kunnen inzetten om mij te helpen mijn hoofd boven water te houden, het laatste anderhalf jaar.
In het eindexamenjaar zakte ik omdat de stress te veel was en doordat ik na schooltijd mijn thuis ontvluchtte, alleen nog maar rondzwervend in de polder of voetballend achter op het plein. De studieboeken stonden te verstoffen in de kast. Jan heeft er, met behulp van een duimdiploma, voor gezorgd dat ik kon gaan studeren in Velp, weg van het thuisfront, toch weer een nieuwe start.
Na de middelbare school heb ik nog eens dertig jaar voortgemodderd met ups en downs. Rond mijn 36ste kwam ik thuis te zitten met PTSS, ondertussen een gezin verzorgend met twee hoogbegaafde jongens en een partner die kanker kreeg. Toen het eindelijk iets rustiger werd binnen ons gezin, schoot bij mij de klep los en kon ik niet meer verder. Weer dat intense doodsverlangen. Ditmaal had ik er wel woorden voor en heb ik met hulp van een betrokken arts, stapje voor stapje mijn transitie ingezet, een loodzwaar en meerjarig traject. Gaandeweg werd ik steeds meer die jongen zowel van buiten als vanbinnen, steeds meer het verbod om mijzelf te zijn van mij afwerpend. Ties de man bloeide op. Ties, diegene die ik altijd al had moeten zijn, weliswaar beschadigd door een verleden vol agressie, maar nu met lichaam en geest in één. Ik word nu gezien voor de man die ik ben. Steeds meer in staat mijn leven te vormen hoe ik het nodig heb, naar dat waar ik naar verlang. En gaandeweg omring ik mij met mensen waarmee ik mij verbonden voel. Niet meer alleen. Terugkijkend heeft de transitie mijn leven gered.
In coronatijd heb ik mijn levensverhaal opgeschreven en mijn boek uitgegeven: “De dans van angst en verlangen, in transitie”. Een intens verslag van hoe het is om niet in het juiste lichaam te zitten, wat het met je doet als lichaam en geest niet in één zijn en waar je je doorheen worstelt gedurende de transitie. Niet alleen voor transmensen, maar voor eenieder die hier meer over wilt weten. Met dit boek blijf ik mijn boodschap verkondigen: “Je mag zijn wie je bent, ook jij doet ertoe, er is meer dan alleen man en vrouw”.
Ties de Bresser, examenjaar 1984
“De dans van angst en verlangen, in transitie”
Uitgeverij Van Warven
ISBN 978-94-93175-85-3
@Nieuwsbrief 2, juni 2025